dinsdag 12 oktober 2021

De Vogels van de Dongevallei 2004-2019 Tuinfluiter

 

   Een serie over het 'Verslag: De Vogels van de Dongevallei 2004-2019'

De Dongevallei is van 1996 tot 2000 als ecologische verbindingszone door het nieuwe stadsdeel De Reeshof aan de westelijke rand van Tilburg aangelegd. Van 2004 tot 2019 zijn tweemaal per maand, het gehele jaar door, alle vogels geteld binnen de grenzen van de Dongevallei. Tijdens het broedseizoen, van half maart tot half juli, zijn steeds acht tellingen uitgevoerd volgens de richtlijnen van het BMP van SOVON. Naast algemene informatie betreffende het gebied en de wijze van tellen zijn alle 125 waargenomen vogelsoorten in dit verslag beschreven. Het verloop van de aanwezigheid van de verschillende vogelsoorten is in grafieken uitgebeeld en komt in afzonderlijke artikelen aan bod, vaak uitvoerig. Zo veel mogelijk zijn conclusies getrokken en oorzaken achterhaald van het verloop van de aantallen van de diverse vogels. Soms zijn de oorzaken lokaal, maar veelal spelen de landelijke en Europese stand van veel vogelsoorten een belangrijke rol. 

Het volledige verslag, in PDF-formaat is te ontvangen door een e-mail te sturen naar adkolen@kpnmail.nl 


Ad Kolen




Tuinfluiter
Sylvia borin - broedvogel

Verborgen zanger

De tuinfluiter is een grasmusachtige vogel uit het geslacht Sylvia, waartoe ook zwartkop, braamsluiper en grasmus behoren. Het is een niet zo grote (14 cm) maar een stevig gebouwde vogel. De bovendelen zijn bruingrijs en de onderdelen zijn grijswit met beige flanken zonder streeptekeningen. De poten zijn grijs en de snavel is vrij kort en stomp. Een beige, niet zo opvallende, oogstreep siert de kop. In de zijhals bevindt zich een duidelijke grijze vlek. Deze kenmerken zie je nauwelijks daar de tuinfluiter weinig vliegt en vooral door de vegetatie sluipt. Ook zingt hij niet tijdens het vliegen. De zang van de tuinfluiter is een aangenaam gebrabbel. Een Vlaamse bijnaam luidt dan ook ’babbelaartje’. Hoewel minder hard is de zang vergelijkbaar met een snel zingende merel. Deze heeft dezelfde warme klankkleur. Het onderscheid met het liedje van de zwartkop is vaak moeilijk. De zang van de tuinfluiter is warmer, gelijkmatiger en meestal langer.


Met een vijfde verminderd

De tuinfluiter is eind april uit Afrika terug en blijft tot half september in Nederland. Zowel in het voorjaar als in het najaar trekken veel tuinfluiters door Nederland op weg van en naar het overwinteringsgebied. Het is een broedvogel van jonge aanplant, moerasbos en kleinschalig boerenland met veel heggen. In de oudere bossen verblijft hij vooral aan de randen en langs verjongingsplekken. In de stad hebben tuinen en parken met dichte ondergroei de voorkeur. Hij is een pionier. De landelijke trend van de populatie van de tuinfluiter is negatief. In de periode van 1990-2015 is de populatie met een vijfde verminderd. De soort is afgenomen op de hoge zandgronden, met uitzondering van de beekdalen in o.a. Midden- en Noordoost-Brabant. In de grote bosgebieden lopen de aantallen ook terug door ander bosbeheer, weinig kapvlakten en het versneld dichtgroeien van vlakten door toegenomen neerslag van stikstof uit de atmosfeer. Over het algemeen wordt het bos te besloten voor een bospionier als de tuinfluiter. De huidige landelijke broedpopulatie is 80.000-140.000 paren. (bron: sovon.nl)







Figuur 113: alle waarnemingen (32) van tuinfluiters per jaar met het totaal boven de kolom.


Weinig waarnemingen

De tuinfluiter is niet zo vaak waargenomen in de Dongevallei. Tijdens negen teljaren zijn in totaal 32 exemplaren geteld, een erg laag aantal. Het is niet uit te sluiten dat de soort een aantal malen gemist is. De zang van de tuinfluiter is moeilijk van die van de zwartkop te onderscheiden en hij laat zich nauwelijks zien. De tuinfluiter is in de Dongevallei alleen van mei tot half juli gehoord. De aantallen liggen steeds laag, niet meer dan 1 of 2 exemplaren tegelijk. De tuinfluiter is niet erg vroeg in de dag actief; wel is hij de hele dag te horen. De top van het aantal waarnemingen in de Dongevallei valt van mei tot half juni. Daarna laten ze zich veel minder horen. In juli neemt de zang snel verder af en in het laatste deel van de maand zijn er geen waarnemingen meer. De tuinfluiter en andere zangvogels verminderen hun zangactiviteiten als er jongen zijn en besteden al hun energie aan het opvoeden. In de eerste teljaren zijn er maar enkele waarnemingen. Zie figuur 113.






Figuur 114: alle vastgestelde territoria (18) van tuinfluiters per jaar met het totaal boven de kolom.


Vanaf 2009 wordt hij, met wat schommelingen, redelijk stabiel zes jaren achtereen waargenomen. Daarna nemen de aantallen af. Pionierssituaties verminderen door het doorgroeien van bomen en struiken, waardoor het gebied minder interessant wordt voor de soort.


Territorium bepalen

De aantallen vastgestelde territoria gaan op en neer met de schommelingen van het aantal waargenomen tuinfluiters. Zie figuur 114. Er is maar één territoriumindicerende waarneming (zang) tussen 30 april en 30 juni nodig - rekening houdende met een fusieafstand van 200 meter - om een territorium te bepalen. Na 5 jaar onderbreking worden in 2019 weer 2 tuinfluiters gehoord en dat is meteen goed voor 2 territoria. Ook in 2020 is weer een territorium vastgesteld. Een fusieafstand wordt aangehouden bij het handmatig berekenen van een territorium als 2 zangposten zijn waargenomen maar niet beide naast elkaar (tegelijk) zijn gehoord. Met automatische clustering gaat dat vanzelf.



Biotoop tuinfluiter in de Dongevallei in teldeel 3, juli 2010.




Reacties naar adkolen@kpnmail.nl