zaterdag 16 maart 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Koperwiek





Ad Kolen




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.)
 

 
 
  

Koperwiek - Turdus iliacus



Witte oog- en mondstreep
Koperwiek en zanglijster hebben wel enige gelijkenis met elkaar. Het formaat is bijna hetzelfde en de bovenzijde van beide soorten is bruin. De toch wel iets kleinere koperwiek valt vooral op door de witte oogstreep en de witte mondstreep. De naam koperwiek komt van de koperkleurige (roestbruine) veren onder de vleugels, die doorlopen tot op de flanken. De zanglijster heeft ook roestkleurige veren onder de vleugels. Die zijn echter lichter en alleen zichtbaar als hij vliegt. De zang van de koperwiek wordt wel omschreven als ’gejammer’. Het bestaat uit steeds weer herhaalde klaagzinnetjes. Zijn liedje is weemoedig, een tweeledig zacht dalende reeks van zuiver gefloten tonen. Terugtrekkende koperwieken laten in maart en april al wat van hun liedje horen. Vaak niet volledig, wat frazelend gebrabbel.


Massale trek
Waarnemingen tussen half mei en begin september zijn zeldzaam. Koperwieken broeden niet in Nederland. Eind september of begin oktober verschijnen de eerste trekvogels. Half oktober trekken bij gunstige weersomstandigheden massaal koperwieken over. Ze trekken zowel langs de kust als door het binnenland en ook gedurende de dag en in de nacht. In het westen en zuiden van het land verblijven in de winter wat meer koperwieken. De winteraantallen variƫren van 25.000 tot 100.000 exemplaren. (bron: sovon.nl)

  

 Figuur 1.


Toenemende trekkers en wintergasten
De koperwiek is niet altijd goed te herkennen. Het Noorderbos is aantrekkelijk voor overwinterende vruchten etende vogels zoals kramsvogel en koperwiek. De koperwiek vindt zijn voedsel vaak op de bodem en vliegt bij geringe verstoring door de lage begroeiing weg, vaak voordat je weet om welke vogelsoort het gaat. Langdurige veldervaring is daarbij van betekenis. De vluchtroep die hij soms laat horen, een hoog langgerekt ’ziehh’, is soms ook behulpzaam bij de herkening. De eerste jaren van de tellingenreeks is het Noorderbos niet aantrekkelijk voor de koperwiek. Er is dan nog weinig te eten. Langzaam maar zeker neemt de voedselvoorziening toe, zoals aan de oplopende aantallen in figuur 1 is te zien. De schommelingen in het Noorderbos worden veroorzaakt door de wisselende aantallen koperwieken die in ons land verblijven. Het gaat in totaal om 618 exemplaren in het Noorderbos gedurende de tellingenreeks.



 Figuur 2.


Minder koperwieken dan kramsvogels in het Noorderbos
Het totaal aantal waargenomen koperwieken is ongeveer de helft van het aantal kramsvogels. De waarnemingen van koperwieken zijn meer verspreid over de gehele winterperiode van oktober tot en met maart. Zie figuur 2. De periode dat ze elders verblijven om te broeden is voor beide soorten gelijk: van april tot en met september.

 

Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl