zaterdag 23 maart 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Grasmus


 




Ad Kolen




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 

 
 


Grasmus - Sylvia communis


Braamschijtje
De wetenschappelijke naam van de grasmus (Sylvia communis) staat voor algemene bosvogel. ’Braamschijtje’ is een oude Brabantse volksnaam voor de grasmus. De naam is gerelateerd aan de plek waar hij zich graag ophoudt, een braamstruik. De Nederlandse naam wijst naar een deel van zijn biotoop: grassen en kruidachtige planten. ‘Mus’ wordt voor diverse vogelsoorten gebruikt, die een beetje lijken op een lid uit het geslacht mussen (Passer) maar er in het geheel niet aan verwant zijn. Vrouwelijke grasmussen hebben een bruine bovenzijde die contrasteert met de roestbruine vleugels met zwarte lijnen. Beide geslachten hebben een witte keel. Het mannetje onderscheidt zich door de grijze kop met witte oogring. Beide hebben vrij stevige geelbruine poten en ook een stevige snavel met een lichte basis. Een ezelsbruggetje om de karakteristieke, snelle krassende zang van de grasmus met zijn hese rauwe klanken te onthouden is de fantasienaam ’krasmus’. De lengte van de grasmus (van staart tot snavel) is 13-15 cm., nagenoeg gelijk aan de lengte van de zwartkop.


Floreert na instorting
De grasmus is een actieve vogel die op wisselende plaatsen zijn liedje laat horen. Meestal vanuit een struik voert hij zijn parachuteachtige baltsvluchten uit. Het is een zomervogel die van april tot september in Nederland verblijft. Hij overwintert in het westelijke deel van de Sahel. De grasmus broedt zowel in natuurterreinen als in het boerenlandschap, als er maar ruigtes en liefst ook struiken aanwezig zijn. De grasmussenpopulatie – kwetsbaar als trekvogels zijn - stortte eind jaren zestig in na grote droogte in het overwinteringsgebied. In de periode 1984-2015 is de stand verviervoudigd en is nu (2013-2015) 120.00-200.000 broedparen. (bron: sovon.nl)

  

 Figuur 1.


Met wat pieken en dalen verspreid over de gehele tellingenreeks is de aanwezigheid van de grasmus in het Noorderbos redelijk stabiel. Zie figuur 1. Een lichte daling treedt op na het topjaar 2011. Er zijn na 2011 nog nauwelijks schommelingen in de aantallen per jaar.



 Figuur 2.


De hier eerder beschreven zomervogels - bosrietzanger, kleine karekiet en spotvogel - verschijnen pas in mei in het Noorderbos. De grasmus komt gewoonlijk half april in het Noorderbos aan, in 4 van de 15 teljaren al in de eerste helft van april. De top van de presentie is in mei en juni. In juli dalen de zangwaarnemingen met meer dan de helft. In de tweede helft van juli bedraagt het aantal zingende grasmussen nog maar ongeveer 20% van het aantal in mei en juni. Het staat vast dat veel grasmussen tot begin juli zingen (Dick de Vos e.a.- 2005). Daarna is hij nog wel aanwezig maar wordt alleen opgemerkt door de verschillende roepen. Die zijn minder opvallend dan de zang. Waarschijnlijk is het daadwerkelijke aantal dan ook hoger dan de cijfers van juli, augustus en september in figuur 2 aangeven.

 


 Figuur 3.


Het aantal vastgestelde territoria stijgt na enige teljaren licht en blijft daarna een lange periode stabiel. Na 2012 is het beeld wat minder stabiel. Zie figuur 3.




Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl