maandag 18 maart 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2019 Sprinkhaanzanger









Ad Kolen




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.
 

 
 
 

Sprinkhaanzanger - Locustella naevia
 

 


De sprinkhaanzanger is een echte zomervogel. Hij is alleen in Nederland van april tot in september om te broeden. De andere helft van het jaar verblijft hij in West-Afrika ten zuiden van de Sahara. Naast zijn beperkte aanwezigheid is het ook een moeilijk waar te nemen soort. In de biotoop - een ruige begroeiing van kruiden, grassen, vaak riet en struiken - is meestal alleen de opvallende zang te horen. De zang is een lang aanhoudende triller, die insectachtig of metaalachtig aandoet. Meestal is de zangpost laag gesitueerd, niet meer dan een meter boven de grond. Soms, als hij zingt boven in de begroeiing, zie je dat hij de kop op en neer draait. Dat veroorzaakt schommelingen in het volume van de zang. De sprinkhaanzanger is klein en maar een fractie groter dan de meer bekende kleine karekiet. Het verenkleed is wel heel anders, door de donkere strepen en vlekken op het bruine lijf.


In de eerste Atlas van de Nederlandse Broedvogels (1979) staat de sprinkhaanzanger nog als de sprinkhaanrietzanger vermeld. De naamswijziging is terecht: hij broedt niet altijd in riet. In het Noorderbos is op beide broedplekken slechts op enige afstand een beetje riet aangetroffen. Ten tijde van de eerste Atlas is de broedvogelstand geschat op 1.500-2.000 paren. Een beginnende struikvegetatie is een goed biotoop voor de sprinkhaanzanger. Het uitgroeien van de struiken heeft als gevolg dat de soort weer verdwijnt. Dat is in het Noorderbos en ook landelijk vaak het geval. De veel voorkomende flinke fluctuaties zijn dan ook het gevolg van wijzigingen in de biotoop. Door onder andere een flinke uitbreiding van het verspreidingsgebied is de populatie sprinkhaanzangers sinds 1990 ongeveer verdrievoudigd. De stand is 51.00-6.200 broedparen in 2013-2015. (bron: sovon.nl)


De sprinkhaanzanger is in 3 verschillende teljaren waargenomen in het Noorderbos. In totaal gaat het om maar 5 exemplaren: 2 in 2005, 1 in 2007 en 2 in 2009. In 2005 zijn voldoende gegevens verzameld voor het vaststellen van een territorium. Waarnemingen buiten de reguliere tellingen bevestigen dat het in 2005 niet om een toevallige doortrekker gaat. Het is duidelijk een broedvogel die gehoord is. In 2007 gaat het wel om een doortrekker. De éénmalige waarneming valt voor de datumgrens van het BMP (Broedvogelmonitoring Project). In 2009 gaat het tweemaal, tijdens opeenvolgende tellingen, om één zingend mannetje binnen de BMP-datumgrenzen. Voldoende voor het vaststellen van een territorium. Beide territoria zijn vastgesteld in open ruig begroeid terrein met lage struiken.



Reacties naar
adkolen@kpnmail.nl