woensdag 13 februari 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Houtduif



 Jonge houtduif met een volwassen houtduif op de achtergrond.



Ad Kolen




Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.) In de begeleidende grafieken wordt het totaal aantal waargenomen vogels per jaar (24 tellingen) of per maand (30 tellingen) weergegeven. Bij de broedvogels zijn de per jaar vastgestelde territoria te zien.  
 

    



 Houtduif - Columba palumbus


Vleugelgeklapper
De Houtduif (41 cm) is de grootste in ons land voorkomende duivensoort. De kop is klein en de staart is vrij lang. Hoewel zwaar gebouwd, met een volle borst, is de houtduif verrassend wendbaar en is het een snelle vlieger. Bij het wegvliegen is de houtduif altijd te onderscheiden van andere duiven door het vleugelgeklapper. Verder zijn het wit in het verenkleed, op de hals en op de vleugels typerend voor de soort. Bij de meest gelijkende soort, de holenduif, is in de vlucht geen wit te zien. Het verenkleed is verder grijs met donkere slagpennen en een donkere eindband aan de staart. De gehele borst is diep wijnkleurig roze. De zijhals is naast het wit afgezet met groen en roze. De snavel is geel en de poten zijn rood. Net als bij andere duiven bestaat de baltsvlucht uit sierlijke golvende bewegingen, met vleugelgeklapper. Jonge houtduiven zijn tot in november te herkennen aan het wat grijzere verenkleed en het ontbreken van wit op de hals. 



Duivenmelk
De duif is op verschillende manieren afwijkend binnen de vogelwereld. De meeste vogels dompelen hun snavel onder water om te drinken. Ze heffen de kop omhoog waarna het water in de keel stroomt. Duiven houden hun snavel onder water en zuigen het water op. De houtduif leeft voornamelijk van plantaardig voedsel; ook de jongen worden daarmee groot gebracht. Veel planteneters brengen hun jongen groot met insecten. Zo bevat het voedsel voldoende eiwitten om snel te kunnen groeien. Duiven hebben een andere oplossing: ze brengen de jongen groot met ’duivenmelk’. Het opgenomen voedsel wordt in de krop (kropslijmhuid) omgezet in een witte brij, de duivenmelk. Door het gebruik van dit insectenvervangende voedingsmiddel zijn ze minder gebonden aan een bepaald seizoen. Het broedseizoen van de houtduif bestrijkt vele maanden. Het is geen uitzondering om in november en ook wel in december pas uitgevlogen houtduiven te zien.


Massale trekbewegingen maar afname broedvogels
De houtduif neemt landelijk af als broedvogel en wintergast. Uit eigen waarnemingen heb ik vastgesteld dat de aantallen aan sterke schommelingen onderhevig zijn in het Noorderbos (zie figuur 1 ) en ook op andere plaatsen in Nederland. Na afname in bossen en cultuurland op de zandgronden vanaf 1975 zijn de aantallen in stedelijke gebieden sterk toegenomen. Omschakeling van granen naar maisteelt is de belangrijkste oorzaak van het voedselgebrek. De hoogste dichtheden haalt de houtduif in stedelijke omgevingen en kleinschalige agrarische gebieden. Hij komt alleen niet voor in gebieden waar geen bomen staan. De in Nederland broedende houtduiven zijn merendeels standvogels. Slechts een klein deel trekt in de winter weg naar Frankrijk en Spanje. In de winter wordt het hier blijvende bestand aangevuld met tijdelijke gasten uit Duitsland en Scandinaviƫ. De hoogste aantallen overwinteraars worden op slaapplaatsen van vele honderden houtduiven op de zandgronden geteld. Gedurende de overgangsweken tussen oktober en november trekken talrijke houtduiven over Nederland naar het zuiden. Trektellers noteren soms tienduizenden houtduiven per dag. De voorjaarstrek speelt zich voornamelijk in maart af; de aantallen liggen dan echter veel lager. De huidige (2013-2015) broedpopulatie bestaat uit 250.000-500.000 paren. In de winter zijn 1.000.000-2.000.000 houtduiven in Nederland (bron: Sovon.nl.)

 


Figuur 1.


Slapers en trekkers
Met in totaal 8.543 waargenomen houtduiven staat deze soort op de 2e plaats van de meest waargenomen vogels in het Noorderbos. Dat is 10 % van het totaal aantal waargenomen vogels tijdens de 15 jaar vogels tellen. Houtduiven zijn dan ook tijdens bijna alle tellingen in het Noorderbos waargenomen. Slechts 11 keer ontbrak de soort, waarvan 5 keer in het 1e teljaar (2003.) Het vaak waarnemen van een vogelsoort toont ook gedrag en eigenschappen die je bijblijven, zoals op maandag 25 april 2008: ”Een Houtduif zit wat verdwaasd langs de oever van de Zandley in het Noorderbos. Een vleugel hangt wat af, en een poot en de snavel zijn bebloed. De duif is mogelijk door een roofvogel geslagen. Een botsing met een hoogspanningsleiding is echter ook niet uitgesloten!”


Het gespreide broedgedrag van de houtduif vind ik terug in mijn aantekeningen van 27 augustus 2011: ”Voor de houtduiven is het broedseizoen nog niet voorbij. Een houtduif vliegt over met een takje in de bek.” De vruchten van de talrijk aangeplante krentenboompjes zijn een geliefde voedselbron voor houtduiven en ook merels. Jaarlijks staan in juni en juli op krentenboompjes foeragerende houtduiven in mijn aantekeningboekje vermeld: ”Ze foerageren op de rijpende bessen van de vele aangeplante exemplaren die in dit deel staan. De bessen zijn ook voor mensen te eten. Ze zijn aanvankelijk rood en rijpen paars af met een witte waas over de schil. De smaak is zoet en een beetje melig als ze rijp zijn.” Slaapplaatsen van houtduiven zijn vaak opgemerkt aan het begin van de telronden. De slaapgroepen bestaan uit tientallen vogels, maar vaak ook 100 Ć  200 of meer. Trekgedrag is niet apart genoteerd. De telling betreft alleen vogels die een ’binding’ met het gebied hebben. Overtrekkende vogels zijn wel vaak in het late najaar waargenomen: op 20 november 2008 trok een groep van ruim 1000 houtduiven over de noordrand (Udenhoutseweg) van het Noorderbos.












Figuur 2.

Het aantal broedende houtduiven in het Noorderbos is nogal onregelmatig. Zie figuur 2. Als je een marge van 6 of 7 territoria aanhoudt, is er wel enig lijn in te zien. Met in de beginjaren (4) een aanloopperiode en in 2017 een abrupte daling. Een consequente daling of stijging van de broedvogels is niet vast te stellen.







Figuur 3.


De waarnemingen van houtduiven per maand zijn in het voorjaar en de zomer het laagst. Daarin zitten wel schommelingen. Zie figuur 3 . Van april tot september liggen de aantallen per telling voor de helft beneden de 10 exemplaren. De rest ligt nagenoeg allemaal tegen de 20. Enkele uitzonderingen van boven de 20 en een uitschieter van 42 vallen in juni. Een kleine geboortegolf! Het grootste aandeel van de in het Noorderbos waargenomen houtduiven vormen de overwinteraars en de doortrekkers. Vooral de overwinteraars zijn talrijk, met name in januari. Tot in maart worden nog flinke groepen houtduiven aangetroffen. Het betreft dan de boven genoemde slaapgroepen van enkele tientallen maar soms ook wel 200 exemplaren.



Reacties naar adkolen@kpnmail.nl