woensdag 6 februari 2019

Het Noorderbos en de Vogels 2003 - 2017 Oeverloper






Ad Kolen





Een reeks artikelen over de vogeltellingen en broedvogelinventarisaties in het Noorderbos bij Tilburg. Van 2003 tot en met 2017 werden alle vogels geteld, twee keer per maand, vanaf een vaste route. Tijdens het broedseizoen volgens de richtlijnen van het Sovon Broedvogel Monitoring Project (BMP.)

 


 
 

Oeverloper - Actitis hypoleucos

 

Bijzondere kenmerken
De oeverloper is een kleine steltloper met naar verhouding korte poten. De vrij lange staart steekt buiten de vleugels uit als deze opgevouwen zijn. Zeilen met iets afhangende vleugels is het typische gedrag als hij langs de waterkant opgestoten wordt. In een boog verplaatst hij zich dan over het water om verderop langs de oever neer te strijken. De vleugels zijn aan de bovenzijde grijsbruin. De borst is ook grijsbruin en gaat halverwege over in witte veren. Andere opvallende kenmerken zijn de witte strepen in de lengte van de vleugels en de tot de ’schouders’ oplopende witte inkepingen. Ze doen denken aan de epauletten op een uniform. Een laatste kenmerk van de oeverloper: de staart wipt voortdurend op en neer, zoals bij de witte kwikstaart. Al zal je het nooit echt te zien krijgen, de ondervleugels zijn ook prachtig: het is een lijnenspel van wit en grijs en halve cirkels.


Talrijke doortrekker en schaarse overwinteraar.
Tot 1993 broedt de oeverloper nu en dan in ons land. Daarna komt hij jaarlijks tot broeden maar slechts in lage aantallen: 10 tot 15 broedparen per jaar. Vaak is dat in natuurontwikkelingsterreinen en vooral langs de rivieren. De oeverloper is een talrijke doortrekker en wordt in trekperiodes op allerlei plekken gezien: langs rivieren en plassen, maar ook langs vijvers in stadsparken. In de winter verblijven 20-50 oeverlopers in ons land (2013-2015.) De waarnemingen in de winter nemen wel iets toe. (bron: sovon.nl)


 

 Figuur 1.


Overlap in trekperiodes
De oeverloper is tijdens bijna alle teljaren in het Noorderbos gezien: alleen niet in 2015. Zie de grafiek in figuur 1. De aantallen zijn steeds laag met de hoogste aantallen van 7 in 2004 en 2017. Het totaal van alle 15 teljaren is 46 exemplaren. Alle waarnemingen vallen tussen half april en eind september. Hoewel de voorjaars- en de najaarstrek elkaar lijken te overlappen zijn er in juni en juli maar enkele exemplaren gezien.




Reacties naar adkolen@kpnmail